Hadasse Abram-van Praag

 

1907 - 1944

 
 
 
 
Aan de Torenlaan 48 in Baarn woonde in 1941 de familie Abram, bestaande uit vader Abraham Abram, moeder Hadasse Abram-van Praag en hun twee kinderen Hanna en Max.

Ze kwamen uit Amsterdam waar het leven voor Joden steeds meer werd bedreigd. Op 22 en 23 februari 1941 vonden daar grote razzia’s plaats. Joden werden door de Duitsers opgepakt, afgeranseld, verzameld en afgevoerd naar het concentratiekamp Mauthausen.

Die gebeurtenis deed Abraham en Hadasse besluiten om met de kinderen hun heil te zoeken in Baarn. Lang heeft die betrekkelijke veiligheid niet geduurd. Het bevolkingsregister van Baarn vermeldt op 7 april 1943 dat de familie vertrokken was. “Onbekend waarheen”, staat erbij. Vader, moeder en kinderen waren ondergedoken. Gescheiden van elkaar. Abram en Hadasse op een boerderij en Max en Hanna in gastgezinnen door het hele land.

De onderduik van Abram en Hadasse op de boerderij werd na meer dan een jaar ontdekt of verraden. Toen de Duitsers een inval deden, rende Abram naar de schuilplaats, maar Hadasse liep de verkeerde kant op en werd opgepakt. Het begin van een tocht langs de kampen. Hadasse kwam aan in kamp Westerbork op 13 juli 1944, zonder man, zonder iets te weten van haar kinderen. Op zondag 3 september 1944 vertrok het laatste transport van Westerbork naar Auschwitz met 1019 mensen in overvolle veewagons, zonder enige voorzieningen. Onder hen Hadasse Abram-van Praag, en ook Otto Frank met zijn dochters Margot en Anne Frank.

In Auschwitz, het vernietigingskamp waar meer dan een miljoen mensen zijn vermoord, werd Hadasse niet meteen naar de gaskamers gestuurd. Zij moest met 300 vrouwen naar een kamp op de grens van Polen en Tsjechië om te werken in de oorlogsindustrie. Daar is zij van uitputting en ondervoeding overleden, op 17 november 1944.

Hadasse Abram-van Praag was 37 jaar. Haar man en kinderen hebben de oorlog overleefd.